De blauwe bosaardbei

Details van dit toneelstuk

Grizelda en Ursula zijn twee heksen en wonen in een hut in het bos. De heksen zijn oerlelijk, hebben schelle stemmen, ieder een wrat aan het puntje van hun grote neus en een rot gebit. In de hut is het een vieze boel. Ze koken op een kacheltje en slapen in een groot bed, of een paar kisten tegen elkaar aan met een matras er op. Meestal woont er een oude tovenaar bij hen in. Omdat de tovenaar stokoud is werken zijn toverspreuken bijna niet meer. De tovenaar slaapt op een deken op de grond. De heksen zijn altijd chagrijnig en maken veel ruzie. Dan verschijnt er een fee die hen een wondermiddel aanreikt. Ze laat geloven, dat als ze een blauwe bosaardbei eten, ze weer jong en mooi worden. De uitstraling van iemand, is belangrijker dan het uiterlijk, is de wijze les van de fee.